THE VOICE OF THE CRANE

In juli 1945 begaven de geallieerde leiders zich naar Potsdam en aan de vooravond van de eerste werkbespreking op 16 juli 1945 kreeg Truman het bericht dat in New Mexico met succes een kernbom tot ontploffing was gebracht. Hij lichtte Churchill in die onmiddellijk antwoordde dat ze 'de Russen niet meer nodig zouden hebben' als de Amerikanen de atoombommen werkelijk tegen Japan zouden gebruiken Truman besloot Stalin niet van de details op de hoogte te brengen en zei tussen neus en lippen door, dat Amerika over een machtig nieuw wapen tegen Japan beschikte. Stalin gaf slechts blijk van beleefde belangstelling. Hij zelf bracht Konoye's voorstel ter sprake om naar Moskou te komen voor onderhandelingen. Stalin had zich voorgenomen dat het Russische leger begin augustus Mantsjoerije binnen zou vallen. Truman gaf hem de vrije hand voor zijn antwoord aan Konoye en Stalin zei dat hij de Japanners aan het lijntje zou houden.

De Japanse afgezant Sato werd ten slotte door de plaatsvervanger van Molotov ontvangen, en kreeg alleen te horen dat Konoye's voorstel te vaag was om een bezoek aan Moskou mogelijk te maken. Na de conferentie werd in de Verklaring van Potsdam het geallieerde ultimatum aan Japan opgenomen voor een unconditional surrender. De tekst bood Hirohito de opening voor een snel en positief antwoord, waarop Truman alsnog de atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki had kunnen afgelasten. De Verklaring van Postdam noemde de keizer niet, maar tussen de regels door viel te lezen dat het keizerschap gehandhaafd kon worden. Wel zou het recht in alle gestrengheid worden toegepast op oorlogsmisdadigers.

Op 27 juli 1945 kwam de Japanse oorlogsraad bijeen om over de Verklaring van Postdam te spreken. De minister van Buitenlandse Zaken admiraal Togo achtte het bijzonder onverstandig om afwijzend te reageren. De raad en het voltallige kabinet waren echter verdeeld over de vraag hoe de Verklaring aan het volk en aan de strijdkrachten bekend gemaakt moest worden. Uiteindelijk werd besloten een gecensureerde versie van de Verklaring zonder commentaar te verspreiden en voor het overige een afwachtende houding aan te nemen in de hoop dat de Sovjet Unie alsnog positief op Konoye's voorstel zou reageren. Bovendoen gaf premier Suzuki op 28 juli een van zijn zeldzame persconferenties en maakte bekend dat de regering bij meerderheid van stemmen had besloten de verklaring 'door zwijgen te doden'. Op bevel van de overheid noemde de Asahi Shimbun de Verklaring van Potsdam een document 'zonder veel betekenis'. In Washington kwam men er al snel achter dat in de gecensureerde Japanse versie cruciale passages uit de Verklaring waren weggelaten.

De Japanse leiders, Hirohito inbegrepen, konden niet weten dat hun ongelukkige uitspraak het lot van Hiroshima en Nagasaki zou bezegelen. De wilsverlamming waaraan de keizer al eerder had geleden, breidde zich nu uit over de hele regering. De meesten dachten dat ze in elk geval tijd wonnen en dat de geallieerden een duidelijker verklaring over de toekomst van Hirohito bekend zouden maken. Truman wachtte precies een week, tot het duidelijk werd dat er van Tokio geen nieuwe reactie te verwachten was. Om kwart over acht in de ochtend van 6 augustus 1945 wierp de Enola Gay de atoombom af die aan een parachute neerdaalde op Hiroshima. De inwoners van de stad waren zo gewend geraakt aan de bombardementen dat de nadering van slechts twee vliegtuigen hen niet de schuilkelders injoeg; ze namen aan dat het maar om een verkenningsvlucht ging. Pas in de loop van de middag drongen gedetailleerde berichten over de aanval door tot in Tokio. De Japanse legerleiding begreep onmiddellijk wat er was gebeurd; zij waren zelf immers bezig met kernonderzoek.

President Truman bevestigde hun vermoeden in een verklaring. Hirohito kreeg van admiraal Togo en van het leger te horen om wat voor soort bom het ging. Pas achtenveertig uur later, nadat Togo in de bunker onder het paleis Hirohito dringend had aangeraden de Verklaring van Potsdam onverwijld te accepteren, kwam de keizer tot handelen. Tegen de zegelbewaarder Kido zei hij dat zijn persoonlijke veiligheid er niet toe deed; alleen de onmiddellijke beëindiging van de oorlog was belangrijk. De molens van het overheidsapparaat werkten echter zo langzaam, dat opnieuw kostbare tijd verloren ging.

Op 9 augustus 1945 kwam de oorlogsraad weer bijeen, pas nadat de tweede atoombom boven Nagasaki was afgeworpen en Russische troepen over de grens trokken en Mantsjoerije binnenvielen. De Japanse leiders begonnen te vrezen dat een derde bom op Tokio zelf zou neerkomen om de keizerlijke familie en een groot deel van de bevolking te vernietigen

Toen de oorlogsraad 's middags in de bunker bijeenkwam, verklaarde premier Suzuki dat Japan geen andere keus had dan de Verklaring van Potsdam te accepteren. De beide stafchefs en de minister van Oorlog, generaal Anami meenden nog altijd dat Japan zijn eigen voorwaarden aan de geallieerden zou kunnen opleggen. Uit hun voorstellen blijkt, dat ze het feit van een nederlaag niet konden bevatten. Anami zei dat Japan moest aandringen op een minimale bezettingsmacht, berechting van oorlogsmisdadiger door Japanse rechtbanken en demobilisatie zonder buitenlands bemoeienis. 'We kunnen niet beweren dat de overwinning zeker is, maar het is veel te vroeg om te zeggen dat we de oorlog hebben verloren.' De overige leden waren voorstander van onvoorwaardelijke overgave volgens de Verklaring van Potsdam.

Hirohito schudde zijn aarzelende houding eindelijk af. Hij ontbood Hiroshi Shimomura, directeur van de informatievoorziening, met wie hij zich twee uur lang in de bunker afzonderde, 's Avonds zei Shimomura tegen een van zijn medewerkers: 'De keizer wil in een radio-uitzending bekend maken of het vrede wordt of oorlog blijft.' Tot laat in de avond sprak Hirohito met markies Kido. De keizer had uiteindelijk het besluit genomen van zijn bijzondere bevoegdheden gebruik te maken. Nog later die avond vond het meest dramatische keizerlijke beraad uit de Showa-periode plaats. Tegen het einde liepen ook de tranen over hun gezicht. De Verklaring van Potsdam werd voorgelezen. Suzuki bood Hirohito formeel zijn verontschuldigingen aan voor het feit dat de keizer bij een intern verdeelde raad aanwezig moest zijn. Daarna verzocht hij de aanwezigen hun oordeel te geven. Togo hield vast aan het standpunt dat hij al bij het begin had ingenomen, namelijk dat de Verklaring geaccepteerd moest worden. De minister van Marine Yonai zei kortweg dat hij het met Togo eens was. Anami drong nog welsprekender en dringender dan de vorige dag aan op eigen Japanse voorwaarden. Generaal Umezu schaarde zich achter hem. Hiranuma, voorzitter van de kroonraad, stelde de vertegenwoordigers van leger en vloot vragen over de mogelijkheid van een ordelijk verloop van de capitulatie en leek het indirect met de drie militairen eens te zijn. De minister van Bewapening Toyoda huldigde dezelfde opvatting als Umezu en Anami.

Als laatste stond Suzuki op om zich uit te spreken. Met veel vertoon en omhaal van woorden, zoals dat voorgeschreven bij plechtige zittingen in aanwezigheid van de keizer, verzocht hij Hirohito uit naam van de raad een besluit te nemen. Een keizerlijk bevel werd de 'stem van de kraanvogel' genoemd, naar de ver reikende roep van een in Japan zelden waargenomen vogel. Nu moest de kraanvogel beslissen of Japan als natie zou overleven of dat de strijd tot de 'eervolle dood van honderd miljoen zielen' zou worden voortgezet.

Hirohito gaf op beheerste toon antwoord. Voortzetting van de strijd kon slechts leiden tot de vernietiging van zijn volk en tot nog meer lijden voor de hele mensheid. Het was hem duidelijk geworden dat Japan geen oorlog meer kon voeren en evenmin het eigen grondgebied kon verdedigen.

'Het is vanzelfsprekend ondraaglijk dat ik mijn trouwe soldaten ongewapend zal moeten zien, maar de tijd is gekomen om het ondraaglijke te dragen. Ik hecht mijn instemming aan het voorstel om de Verklaring van Potsdam te aanvaarden, zoals door de minister van Buitenlandse Zaken is uiteengezet.'

Onder het spreken leek hij zich tot één van de aanwezigen te richten: minister Anami. Hoewel er geen volledig verslag van de bijeenkomst bestaat, werd later onthuld dat de keizer de minister met zijn naam aansprak, bijna alsof ze broers waren, terwijl hij de anderen in overeenstemming met het protocol alleen met hun titel aansprak. Hirohito wist dat Anami's aanvaarding van het keizerlijk besluit van het grootste belang was, want de minister moest op zijn beurt de strijdkrachten overhalen zich bij de capitulatie neer te leggen. De keizer wachtte niet op een antwoord van de elf mannen in de kamer. Hij stond op en verliet het vertrek. 'Wij moeten het besluit van de keizer tot het onze maken,' zei Suzuki. Alle ogen waren gericht op Anami, die niets zei. Het zwijgen betekende dat iedereen met Suzuki's woorden instemde, zodat de zitting voor het ogenblik kon worden ontbonden. Volgens de grondwet moest het kabinet officieel over de vrede beslissen. In Suzuki's ambtswoning kwamen alle ministers bijeen, ook degenen die aan het keizerlijk beraad hadden deelgenomen. In korte tijd werd een communiqué opgesteld waarin de Verklaring van Potsdam werd aanvaard. Iedere minister moest het document ondertekenen. Zelfs nu had Anami de zaak nog kunnen tegenhouden, want het kabinetsbesluit moest eenstemmig zijn. Maar de keizer had gesproken en Anami moest gehoorzamen, ook al wist hij dat dit hem zijn leven zou kosten. Er ging bijna een hoorbare zucht van verlichting op toen hij zijn naam zette. Drie uur later werd een telegram gestuurd naar de Japanse ambassades in de neutrale steden Bern en Stockholm, met de instructie het door te zenden naar Washington, Londen, Moskou en Chungking.

Het luidde als volgt: De Japanse regering is bereid de voorwaarden te accepteren zoals genoemd in de Verklaring van Potsdam, op 26 juli 1945 afgelegd door de regeringsleiders van de Verenigde Staten, GrootBrittannië en China en later ondertekend door de regering van de Sovjet Unie, met dien verstande dat de genoemde Verklaring geen enkele eis bevat die inbreuk maakt op de rechten van Zijne Majesteit als soeverein vorst.

Dit laatste was de enige eigen voorwaarde waaraan de fanatieke militairen tot het laatst toe hadden vastgehouden. Maar ook de anderen die werden geraadpleegd, onder wie Suzuki en Kido, waren het met het opnemen van deze passage eens. Het was een eerste stap om te bereiken dat de keizer niet zelf terecht hoefde te staan.

THERE IS NO OTHER WAY

In een telegram maakten de geallieerden hun standpunt duidelijk op het Japanse antwoord:Vanaf het ogenblik van capitulatie zal de bevoegdheid van de keizer en van de Japanse regering om de staat te leiden, onderworpen zijn aan de opperbevelhebber der geallieerde mogendheden generaal MacArthur, die alle nodige maatregelen zal nemen om aan de voorwaarden der capitulatie te voldoen. De keizer zal de ondertekening van de capitulatievoorwaarden door de Japanse regering en de Japanse strijdkrachten bevorderen en bekrachtigen. In Japan was het besluit tot overgave ongelooflijk genoeg nog niet eens bekend, want het kabinet had dit niet met zoveel woorden durven afkondigen. De verwarring werd nog vergroot door twee communiqués die elkaar volstrekt tegenspraken. Het eerste was op 10 augustus uitgegeven door het ministerie van Oorlog en uit naam van generaal Anami, echter zonder diens toestemming. De tekst was opgesteld door een aantal fanatieke onderofficieren. Volgens deze verklaring was er slechts één mogelijkheid: ‘Wij moeten doorvechten tot de oorlog is gewonnen om ons heilige staatsbestel te bewaren, zelfs al moeten wij gras eten en in de open lucht moeten leven.’Heel anders van inhoud, maar even nietszeggend, was het communiqué dat door het kabinet werd uitgegeven en waarin vaag werd gesproken over een historische beslissing die nog genomen zou moeten worden. Alleen voor het buitenland kreeg het persagentschap Domei toestemming in morse de tekst uit te zenden van het telegram dat de regering naar Bern en Stockholm had gestuurd.

Op het ministerie van Oorlog heerste een sfeer die aan de verhitte dagen van de februari-opstand in 1936 deed denken. Opgewonden officieren verzamelden zich in achterkamertjes om de zaak te bespreken, anderen oefenden druk uit op Anami en de voorzitter van de kroonraad, baron Hiranuma, en probeerden zelfs prins Mikasa te winnen voor voortzetting van de strijd tot het bittere einde. Er zou zelfs een plan bestaan voor een staatsgreep in de geest van ‘26 februari’, uit te voeren door de keizerlijke garde en eenheden van het Oostleger.

De voornaamste samenzweerder was majoor Kenji Hatanaka, hoofd Militaire Zaken op het ministerie. Hij werd gesteund door zijn zwager luitenant-kolonel Masahito Takeshita, schoonzoon van generaal Hideki Tojo, de voormalige premier, en verscheidene andere hoofdofficieren.

De legerleiding kreeg lucht van het complot. Generaal Yoshijiro Umezu, de stafchef van de landmacht, weigerde zijn medewerking toen hij door enkele betrokkenen werd benaderd. Dat deed ook Anami, want zijn aan de keizer gegeven woord breken, zou een nog grotere schande zijn dan capitulatie.

Anami begon echter te twijfelen toen er de volgende achtenveertig uur onafgebroken aan hem werd getrokken door steeds hysterischer officieren met wie hij het in zijn hart eens was. Hetzelfde overkwam de stafchefs van landmacht en marine, die ten slotte minister van Buitenlandse Zaken Togo smeekten zijn standpunt over de capitulatie te herzien.

Behalve bommen wierpen de Amerikaanse B-29’s nu ook pamfletten uit, waarin de Japanse vertaling van het telegram met het geallieerde antwoord stond. Nu de strijdkrachten verdeeld waren, zouden de gevolgen catastrofaal kunnen zijn als de bevolking niet van de feitelijke toestand op de hoogte werd gebracht. Kido overtuigde Hirohito van de noodzaak van een nieuw keizerlijk beraad om de weifelende legerleiding tot gehoorzaamheid te dwingen en zo een staatsgreep te voorkomen. De bijeenkomst vond in de ochtend van 14 augustus 1945 plaats in de ondergrondse vergaderkamer. Hirohito droeg zijn legeruniform en luisterde hevig transpirerend naar admiraal Toyoda en generaal Anami, die op voortzetting van de strijd aandrongen. Hoewel hij sterk vermagerd was, uitgeput door gebrek aan slaap en in onzekerheid verkeerde over zijn eigen toekomst, wist hij zijn keizerlijke waardigheid en gezag te behouden. Het was ongetwijfeld ‘his finest hour’. Hij zei:

‘Ik heb nauwlettend naar alle argumenten geluisterd. Mijn eigen mening is niet veranderd; ik zal die nog eens herhalen. Voortzetting van de oorlog zou alleen tot nog grotere verwoesting kunnen leiden. Het antwoord van de geallieerden was ‘een erkenning’ van onze positie. Om kort te gaan, ik acht het aanvaardbaar. Hoewel sommigen onder u bezorgd zijn over de handhaving van ons nationaal bestel, meen ik dat het geallieerde antwoord een bewijs is van de goede bedoelingen van de vijand. Daarom sta ik achter aanvaarding van het antwoord. Ik begrijp volkomen hoe moeilijk het de officieren en manschappen van leger en vloot zal vallen zich te laten ontwapenen en toe te zien hoe hun land wordt bezet. Ik bekommer mij niet om mijn eigen lot. Ik wil het leven van mijn onderdanen redden. Ik wil niet dat ze nog langer aan de vernietiging worden blootgesteld. Het valt mij werkelijk zwaar om straks te moeten zien hoe mijn trouwe soldaten worden ontwapend en mijn loyale ministers als oorlogsmisdadigers worden berecht

De strijd voortzetten zal echter de ondergang van Japan betekenen, maar zoals het er nu voor staat, heeft het land nog de kans zich te herstellen. Het Japanse volk is niet van de huidige toestand op de hoogte en ik weet dat het een grote schok zal zijn als ons besluit wordt bekendgemaakt. Indien het wenselijk wordt geacht dat ik de capitulatie persoonlijk uiteen zet, ben ik bereid een radiotoespraak te houden. Ik ben bereid overal heen te gaan om ons optreden uit te leggen. Ik vraag het kabinet zo snel mogelijk een keizerlijke proclamatie op te stellen waarin het einde van de oorlog wordt aangekondigd.’Zonder op commentaar te wachten, verliet hij de vergaderkamer. Een paar ministers knielden op de grond neer om voor hem te buigen; iedereen snikte hoorbaar. Hirohito zei tegen Kido dat hij gemeend had wat hij zei; hij was bereid desnoods naar de ministeries van Oorlog en Marine te gaan om persoonlijk met de tot opstand geneigde officieren te praten. Hij gaf Kido ook opdracht contact op te nemen met Shimomura, het hoofd perszaken van het kabinet om een radiotoespraak voor te bereiden. Het was ondenkbaar dat een keizer rechtstreeks op de radio te horen zou zijn, daarom werd door de nationale omroep NHK een ploeg samengesteld om de toespraak op te nemen en later uit te zenden. Na het laatste keizerlijk beraad sprak luitenant-kolonel Takeshita van het ministerie van Oorlog in het kantoor van de premier onder vier ogen met zijn zwager Anami, in een laatste poging hem te winnen voor voortzetting van de oorlog. Anami weigerde. ‘De keizer heeft een besluit genomen, ik kan er niets meer aan doen. Als Japans soldaat moet ik mijn keizer gehoorzamen.’Takeshita vroeg hem dan in elk geval af te treden. ‘Zelfs als ik aftreed, zal de oorlog worden beëindigd,’ antwoordde Anami. ‘En als ik zou aftreden, zou ik de keizer nooit meer zien.’

Na de kabinetsvergadering ging Anami naar zijn eigen departement. Net als de minister van Marine had hij toegezegd de keizer te zullen gehoorzamen. Hij stelde een korte verklaring op: ‘Het keizerlijk leger zal strikt handelen in overeenstemming met het besluit van zijne keizerlijke majesteit.’ Daarna liet hij de verklaring ondertekenen door alle hoofdofficieren en hoge ambtenaren van zijn departement en hield hij een toespraak om Hirohito’s beslissing toe te lichten. ‘Officieren zoals u moeten beseffen dat de dood u niet van uw plicht kan ontslaan. Het is uw plicht in leven te blijven en alles te doen om uw land op de weg naar het herstel te leiden, zelfs als dit betekent dat u gras en aarde moet eten en in het open veld moet slapen.’ Hij hield hun dus voor dat de ‘heldhaftige’ seppuku geen uitweg was, maar in plaats van ‘wij officieren’ had hij ‘officieren zoals u’ gezegd en voor sommige aanwezigen betekende dit dat Anami zelf na de capitulatie niet meer wilde leven.

Tot de radioploeg van de NHK die de toespraak van de keizer moest opnemen, behoorde de 23-jarige Shizuto Haruna. Later herinnerde hij zich die dag nog goed. Om twee uur ‘s middags werden hij en zijn vijf collega’s door een dienstauto van het paleis opgehaald. De opname zou plaatsvinden in het gebouw waar de hofininister en zijn ambtenaren waren ondergebracht, niet ver van de Sakashitapoort op het paleisterrein. Een standaard met een grote microfoon werd neergezet in de kamer waar de keizer zijn toespraak zou voorlezen; in de aangrenzende kamer werd de zware apparatuur opgesteld waarmee de tekst op maat kon worden gesneden. Een bandrecorder was meegebracht om de keizer in staat te stellen zijn eigen toespraak te beluisteren. Haruna en de anderen moesten lang wachten. Het licht moest uit toen er luchtalarm werd gegeven; ook nadat het signaal ‘veilig’ had geklonken, liet de keizer nog op zich wachten. Generaal Anami was verantwoordelijk voor de onverwachte vertraging.

In het kantoor van de premier debatteerden ministers en ambtenaren eindeloos over één zin uit de tekst van Hirohito’s radiotoespraak. Oorspronkelijk luidde deze: ‘De oorlog neemt elke dag een ongunstiger wending voor ons.’Anami zei dat hij met die formulering niet kon instemmen, want die kwam neer op de erkenning dat alle communiqués van het ministerie van Oorlog leugens waren geweest. Na urenlange discussie werd overeenstemming bereikt over een nieuwe passage: ‘De oorlog heeft zich niet ten gunste van Japan ontwikkeld.’In het paleis begon Hirohito ongeduldig te worden en vroeg enkele malen aan zijn kamerheren of de tekst al onderweg was. Kido lichtte de prinsen Takamatsu en Mikasa in over wat er die dag was voorgevallen, terwijl hij op zijn beurt door Konoye werd gewaarschuwd voor een op handen zijnde staatsgreep. ‘Het bevalt me niet,’ zei Konoye. ‘Ik heb kwalijke geruchten gehoord over de divisie van de keizerlijke garde.’ Deze garde had zijn hoofdkwartier achter het paleis zelf, bij de Inui-poort, en stond onder bevel van luitenant-generaal Takeshi Mori. De eerste gardedivisie had tot taak de keizer zelf te beschermen en er was permanent een bataljon bij het paleis gelegerd. Kido verzekerde Konoye dat Anami het leger onder controle had. Hij gaf het gerucht wel door aan Hirohito’s lijfadjudant, die prompt naar generaal Mori ging en te horen kreeg dat de soldaten ‘in beroering’ waren, maar dat er niets over een samenzwering bekend was. Mori had echter ongelijk. Verscheidene officieren van de garde hadden zich aangesloten bij majoor Hatanaka, onder wie majoor Ishihara en majoor Koga, de bataljonscommandant en Togo’s schoonzoon. Hirohito maakte zijn gebruikelijke avondwandeling door de paleistuin. Bij zijn terugkeer in de bibliotheek werd hij opgewacht door premier Suzuki, die alleen zijn verontschuldiging kwam aanbieden voor de vertraging bij het opstellen van de tekst. Omstreeks half acht was iedereen het eindelijk eens geworden over de definitieve inhoud van de radiotoespraak. Het document dat naar het paleis werd gebracht, stond echter vol doorhalingen en toevoegingen en moest eerst smetteloos worden overgeschreven op speciaal papier. De feitelijke uitzending zou die dag niet meer kunnen plaatsvinden. Minister van Buitenlandse Zaken Togo wilde zo min mogelijk uitstel en opperde zeven uur de volgende ochtend als mogelijkheid. Anami maakte bezwaar. Hij drong aan op vierentwintig uur vertraging om het leger in staat te stellen de tekst naar alle eenheden in het buitenland te sturen, tegelijk met een toelichting van het ministerie van Oorlog. Bij wijze van compromis werd 15 augustus om twaalf uur ‘s middags als nieuw tijdstip gekozen. Dat maakte het tevens mogelijk de stroomvoorziening althans tijdelijk in heel Japan te herstellen en de bevolking via de radio tijdig op de hoogte te stellen van de komende toespraak.

Hirohito kreeg de ‘nette’ tekst in de bibliotheek voorgelegd. Op vijf plaatsen wijzigde hij de tekst, onder meer de passage waarover zo lang was gediscussieerd: ‘De oorlog heeft zich niet zonder meer ten gunste van Japan ontwikkeld.’ Vanwege de ernst van de toestand werd bij uitzondering besloten niet het hele document te herschrijven, maar de verbeteringen in te voegen.Een tweede exemplaar werd voorgelegd aan de ministers, die allemaal hun handtekening moesten zetten. Anami tekende zonder de moeite te nemen om het stuk te lezen, waarna hij rechtstreeks naar zijn departement ging. Daar schreef hij zijn lang verwachte ontslagbrief en begon hij zijn bureau leeg te maken. De proclamatie was nu formeel bekrachtigd en op het ministerie van Buitenlandse Zaken werd het telegram opgesteld dat de Japanse capitulatie aan de wereld zou bekendmaken: Zijne majesteit de keizer heeft een proclamatie uitgevaardigd met betrekking tot de aanvaarding van de Verklaring van Potsdam. Hij is bereid zijn regering en het algemeen hoofdkwartier regelingen te laten treffen om aan de voorwaarden uit de Verklaring van Potsdam te voldoen. Hij is tevens bereid alle militaire autoriteiten en alle eenheden die waar dan ook onder hun gezag staan, op te dragen de krijgshandelingen te staken en hun wapens over te geven. Verder zal hij zich neerleggen bij de orders van de opperbevelhebber der geallieerde strijdkrachten ten aanzien van de voorwaarden uit genoemde verklaring

Net als de eerdere verklaring werd dit telegram naar de Japanse ambassades in Bern en Stockholm gestuurd voor doorzending naar de regeringen van de Verenigde Staten, China, Groot-Brittannië en de Sovjetunie. In heel Tokio en zelfs in heel Japan laaiden vuren op. Het waren geen ‘bloemen van Edo’, uit de grond geschoten na aanvallen met brandbommen. Bij het paleis, de departementen en militaire hoofdkwartieren werden alle vertrouwelijke documenten en dossiers op een hoop gegooid en in brand gestoken.

Het was intussen tien uur in de avond geworden en de radioploeg wachtte nog steeds. Hirohito was gereed voor de opname, maar zijn adjudanten achtten het veiliger dat hij de eerste uren in de bibliotheek bleef, recht boven de schuilkelder, met het oog op mogelijke bombardementen.

Het was bijna middernacht toen enkele kamerheren, mensen van de staatsomroep en Shimomura naar de geïmproviseerde studio op de eerste verdieping van het hofministerie gingen. Niemand van de radioploeg werd voorgesteld aan de keizer, die meteen terzake kwam. ‘Hoe moet ik spreken?’Shimomura zei dat een normale gesprekstoon voldoende was. ‘Is het zo goed?’ vroeg Hirohito. De opnameleider liet de band lopen en gaf de ambtenaar bij de tussendeur een teken dat alles kon beginnen. De ambtenaar boog naar Shimomura, die op zijn beurt naar Hirohito boog. Na een korte test van de microfoon begon de keizer de tekst te lezen vanaf het papier dat hij in zijn hand hield.‘Niemand had ooit de stem van de keizer gehoord,’ vertelde Haruna later. ‘Er was ons altijd verteld dat de hel zou losbreken als we zijn stem bij een officiële gelegenheid per ongeluk opnamen. Omdat ik zo zenuwachtig was, luisterde ik niet echt naar de betekenis van zijn woorden. Ik had een koptelefoon op en lette meer op de kwaliteit van zijn stem dan op wat hij zei, maar de hoofdlijnen drongen wel tot me door. De toespraak duurde ongeveer drie minuten en we maakten twee opnamen.’ Beide opnamen werden voor de keizer afgedraaid, waarna werd besloten de eerste te gebruiken. Hirohito liet zich onmiddellijk per auto terugbrengen naar het paleis. De radioploeg kreeg toestemming desgewenst in het hofministerie te overnachten, maar iedereen wilde het liefst naar huis. Terwijl ze de banden in metalen houders stopten en die in katoenen zakken, klonken in Tokio weer sirenes: luchtalarm voor de laatste Amerikaanse bombardementen. Hirohito maakte zich op voor de zoveelste onrustige nacht in de schuilkelder en de banden werden voor de zekerheid niet naar het gebouw van de omroep gebracht, maar in een kleine kluis gestopt door Yoshihiro Tokugawa, een paleisambtenaar en afstammeling van de befaamde Tokugawa-sjogoens die eens machtiger waren geweest dan Hirohito’s voorvaderen. De tekst van de toespraak werd doorgegeven aan Domei en alle belangrijke kranten, met de instructie dat publicatie pas na de feitelijke uitzending mocht plaatsvinden.

DE LAATSTE DAG VAN DE SAMOERAI

Terwijl de radioploeg aan het inpakken was kwamen de houwdegens in het leger tot hun laatste wanhopige actie. Majoor Hatanaka en zijn adjudant kapitein Shigetaro Uehara begaven zich naar het hoofdkwartier van de keizerlijke garde in het fanatieke geloof dat ze commandant Mori voor hun zaak konden winnen. Toen generaal Mori het plan tot een staatsgreep verontwaardigd van de hand wees, schoot Hatanaka hem neer met zijn pistool; daarna onthoofdde Uehara hem met een zwaard. Een bevriende officier hielp hen het zegel van Mori te hechten aan een van tevoren opgestelde dagorder, die de garde opdracht gaf het paleis en het radiostation te omsingelen en niemand in of uit te laten.

De regimentscommandanten wisten niet wat er werkelijk was gebeurd en meenden Mori's bevel te gehoorzamen toen ze onmiddellijk hun manschappen verzamelden. Enkele medewerkers van de NHK, die niet op de technische ploeg hadden gewacht, werden bij het verlaten van het paleisterrein door de garde aangehouden. Er waren overal soldaten, net als bij de opstand in 1936 was het paleis afgesloten van de buitenwereld. Hatanaka wist dat de toespraak van de keizer al was opgenomen en het verhoor van de radioploeg leerde hem ook dat de banden zich nog in het paleis moesten bevinden, maar waar? Zijn eerste doel was uitzending te voorkomen om daarna, volgens het plan dat hij met medestanders uit de keizerlijke garde uit Yokohama had opgesteld, de 'verraders' te vermoorden die de keizer van 'slecht advies' hadden voorzien. Kido en Suzuki waren de belangrijkste zondebokken.

De opstandelingen sneden de telefoonkabels door en gingen op zoek naar de bandopnamen. Kido en hofminister Ishiwatari beseften het gevaar waarin ze verkeerden en verborgen zich in de bankkluis in het paleis. De rebellen slaagden er echter niet in de banden op te sporen.

Terwijl het paleis in de vroege ochtenduren zo in beroering werd gebracht, verzamelden Hirohito's kamerheren zich bij de ingang van de schuilkelder en begonnen te discussiëren over de vraag of ze de keizer moesten wekken. De keizer had echter zoals gewoonlijk ook die nacht de slaap niet kunnen vatten en hoorde hun gefluister over de opstand.

Inmiddels bereidde generaal Anami zich voor op zijn rituele seppuku. Zijn zwager Takeshita was naar zijn huis gekomen om hem desgevraagd bij het ritueel te helpen. Anami maakte een opgewekte indruk voor iemand die op het punt stond zichzelf op een pijnlijke manier van het leven te beroven. Hij vertelde lachend dat hij die dag nogeen vitamine-injectie had gekregen. 'Ik kon toch moeilijk zeggen dat ik die niet meer nodig had omdat ik ging sterven?

'Het was gebruik dat iemand die seppuku pleegde een laatste boodschap achterliet. Anami had daar lang over nagedacht. In zijn sierlijke handschrift schreef hij de volgende dichtregel: Ik heb geen woorden meer nu ik de opperste genade van de keizer heb ondervonden. Op een ander stuk papier schreef hij: Door mijn dood vraag ik vergiffenis voor mijn grootste misdaad. En op de achterkant noteerde hij als bij ingeving: Ik geloof in de heilige onvergankelijkheid van Japan. Hij noteerde op beide briefjes 14 augustus als datum, hoewel de 15e al was aangebroken. 'De toespraak van de keizer wordt om twaalf uur uitgezonden,' zei hij tegen Takeshita. 'Ik zou het niet kunnen aanhoren.' Takeshita besefte dat Anami het verliezen van de oorlog zijn 'grootste misdaad' vond.

De opstand van de gardeofficieren was tot dusverre volgens plan verlopen, maar één regimentscommandant vond het bevel om het paleis te omsingelen zo vreemd, dat hij besloot eerst navraag te doen bij het opperbevel van het Oostleger. De stafchef generaal-majoor Tatsuhiko Takashima, begreep onmiddellijk dat er iets ernstigs aan de hand was. Hij belde zijn meerdere, de om zijn tucht gevreesde generaal Shizuichi Tanaka, stuurde enkele officieren uit op verkenning en waarschuwde de militaire politie. Ook onder de rebellen begon twijfel te rijzen aan majoor Hatanaka. Die had gezegd dat generaal Anami achter de staatsgreep stond, maar daarvoor ontbrak iedere aanduiding. Toen twee stafofficieren van het Oostleger Mori's ontzielde lichaam ontdekten, was het hen duidelijk dat er een rebellie aan de gang was. Enkele minuten later gaf generaal Tanaka alle soldaten van de keizerlijke garde bevel het paleis te ontruimen, en hij zei dat Mori door opstandige officieren was vermoord. De keizerlijke garde stond van nu af aan uitsluitend onder Tanaka's bevel.

De kamerheren in de bibliotheek boven de keizerlijke bunker waren er intussen van overtuigd dat de opstandelingen elk ogenblik konden binnenvallen. Ze sloten de luiken en barricadeerden de deuren. Omstreeks vier uur in de ochtend begon het Oostleger langzaam maar zeker greep op de situtatie te krijgen. Generaal Takashima belde het hoofdkwartier van de keizerlijke garde en eiste Hatanaka te spreken. 'U bevindt zich in een hopeloze toestand,' zei hij tegen de leider van de samenzwering. 'U moet de keizer gehoorzamen.' Hatanaka wist van geen wijken. Hij verlangde tien minuten zendtijd voordat de toespraak van de keizer zou worden uitgezonden, 'om het volk ons standpunt duidelijk te maken'. Takashima hing op.

Maar de opstand was niet alleen tegen de radiorede gericht. Een afdeling van de Yokohama-garde, vergezeld door een aantal jonge burgers, begaf zich naar de ambtswoning van premier Suzuki en opende het vuur met machinegeweren. Toen ze ontdekten dat Suzuki er niet was, ontstaken ze in woede en probeerden het huis plat te branden. Daarna gingen ze op weg naar de eigen woning van de premier, die echter tijdig was gewaarschuwd en zich uit de voeten had gemaakt. Ook dit huis werd in brand gestoken.

Hatanaka nam een motorfiets en reed zo snel hij kon naar het gebouw van de staatsomroep. De gardisten die de ingang bewaakten, herkenden hem en lieten hem binnen. Hatanaka verklaarde tegen de angstige NHK-medewerkers dat hij een toespraak voor de wilde houden. De dienstdoende omroeper Morio Tateno nam hem echter de wind uit de zeilen. Hij zei dat er tijdens een luchtalarm geen uitzendingen plaatsvonden en dat een landelijke uitzending bovendien van tevoren moest worden geregeld. 'Dat is een technische kwestie.' Hatanaka bleef toen in de studio wachten tot het luchtalarm voorbij zou zijn.

Het was net vijf uur in de ochtend toen een kleine legercolonne bij het keizerlijk paleis tot stilstand kwam. Generaal Tanaka, de commandant van het Oostleger, stapte uit en liet de gardisten bij de Inuipoort door de Kempeitai inrekenen en afvoeren.

Daarna ging hij naar binnen met de bedoeling de regimentscommandanten van de garde over te halen het paleisterrein te verlaten en alle gevangenen vrij te laten. Verder wilde hij de keizer zijn verontschuldigingen aanbieden voor de tragische ontwikkelingen zo kort voor de capitulatie.

De twee kamerheren die in de bibliotheek van het paleis de ingang van de schuilkelder bewaakten, besloten dat ze hun taak niet langer mochten uitstellen. Ze wekten de keizer en vertelden hem dat hij een gevangene was in zijn eigen paleis. Hirohito bleef onbewogen onder het nieuws. ‘Is het een staatsgreep?' vroeg hij. 'Zeg me wat er precies gebeurd is.' Nadat ze hem op de hoogte hadden gebracht, stelde hij voor de gardisten toe te spreken om zijn beslissing toe te lichten. Hij vroeg de kamerheren zijn adjudant te halen, maar die zat opgesloten in het omsingelde gebouw van het hofministerie. Generaal Tanaka was juist op weg naar de bibliotheek toen hij op een van de kamerheren stuitte. 'Is de grootkamerheer in de bibliotheek?' vroeg hij. De kamerheer wist niet of de generaal tot de rebellen behoorde en durfde geen antwoord te geven. 'Sta niet zo te beven,' zei Tanaka. 'De opstand is voorbij.' Hij noemde zijn naam. 'Ik betreur het dat er zoveel ongemak is ontstaan.'De rebellie was nu vrijwel beperkt tot majoor Hatanaka en een handvol officieren en soldaten in het gebouw van de staatsomroep. Shizuto Haruna was door de gardisten vrijgelaten en teruggekeerd naar het radiostation. Later die ochtend zag hij de kamerheer Okabe aankomen, 'haveloos gekleed, bijna als een bedelaar'. De paleisdienaar verborg in zijn schoudertas de kostbare bandopnamen en had zich met opzet in schamele kleren gehuld om niet de aandacht van de opstandelingen te trekken.Achter Hatanaka's rug werd de uitzending van Hirohito's proclamatie voorbereid. Tateno herinnerde zich later dat majoor Hatanaka in het gebouw van de omroep werd opgebeld. Het moet iemand van het Oostleger zijn geweest, wellicht generaal Tanaka zelf, want de majoor ging in de houding staan en zei enkele malen: 'Tot uw orders.' Bij het ophangen mompelde hij: 'Het is gebeurd.' Daarna verliet hij het gebouw samen met zijn rechterhand, luitenant-kolonel Shiizaki. De laatste trok buiten zijn zwaard en koelde zijn woede op een boomstam.

De Yokohama-garde had als laatste daad van protest het huis van baron Hiranuma in brand gestoken en was daarna naar zijn thuisbasis teruggegaan. Hatanaka en Shiizaki werden ten slotte gearresteerd terwijl ze, met motorfiets en paard aan de hand, bij het keizerlijk paleis pamfletten uitdeelden. Daarin was het volgende te lezen: Het is ons doel de keizer te beschermen en het nationaal bestel te behoeden tegen de plannen van de vijand. Wij bidden dat het Japanse volk en de leden van de strijdkrachten het belang van onze actie zullen inzien en zich bij ons zullen aansluiten, om ons land te redden, de verraders in de omgeving van de keizer te elimineren en de opzet van de vijand te verijdelen. De weinige voorbijgangers wierpen slechts vluchtige blikken op de pamfletten. Na hun aanhouding schoot Hatanaka zichzelf dood, terwijl Shiizaki met zijn zwaard seppuku pleegde. Op Hatanaka's lichaam vond de militaire politie een afscheidsgedicht:'Ik koester geen grieven meer nu de donkere wolken boven het keizerschap zijn verdwenen.'Die nacht werd een plechtige wake voor de twee mannen gehouden, waaraan de meeste stafofficieren van het ministerie van Oorlog deelnamen.

In heel Japan kondigde de radio met geregelde tussenpozen aan dat om twaalf uur een boodschap van de keizer te horen zou zijn. Iedereen moest ernaar luisteren. In bedrijven, kantoren, ziekenhuizen en op dorpspleinen verzamelden mensen zich rond de radio; overal werd de bevolking door straatcomités opgeroepen voor deze unieke gebeurtenis. In het gebouw van de omroep ontstond nog onenigheid toen Haruna de kwaliteit van de opname testte door de band een paar tellen af te draaien.

De hofminister trok een afkeurend gezicht en een andere paleisambtenaar protesteerde: 'Het is ongepast de stem van de keizer te testen.' De keizer gold destijds nog als een levende God, aan wiens kwaliteiten niet getwijfeld mocht worden. De directeur van de Omroep hakte de knoop door en zei tegen de hofminister: 'Laat deze jongeman toch zijn werk doen.'Enkele seconden voor twaalf werd de uitzending aangekondigd door een omroeper. 'Er volgt een uitzending van het hoogste belang. Dat alle luisteraars opstaan.' Na een korte pauze werd het volkslied Kimigayo gespeeld. 'Zijne majesteit zal nu zijn keizerlijke proclamatie aan het Japanse volk voorlezen,' zei de omroeper. 'Wij zenden zijn stem met de grootste eerbied uit.'Naar schatting hoorden vijftig miljoen Japanners voor het eerst de stem van de keizer, die zijn volk toesprak in de hoofse taal van het keizerlijk paleis. His Majesties 'voice of the crane' was een hoge monotone kopstem, die door veel van zijn eenvoudige onderdanen maar nauwelijks werd verstaan.

Maar zij herkenden wel het stemgeluid van een bijna bovenaards wezen wiens wil heilig was.Ruim vijfhonderd Japanners konden de schande van de verloren oorlog niet dragen en benamen zich van het leven, dit tegen de uitdrukkelijke wens van de keizer in. Amsterdam, augustus 2008 Hans Liesker

Bronnen:

Pacific Research Society: Japan Longest Day - Kodanska 1968
David Bergamini Japan's Imperial Cospiracy - Heineman 1971
Edward Behr: Hirohito: Behind the Myth - Edw.Behr 1989