In juli 1945 begaven de geallieerde leiders zich naar Potsdam en aan de vooravond
van de eerste werkbespreking op 16 juli 1945 kreeg Truman het bericht dat in New
Mexico met succes een kernbom tot ontploffing was gebracht. Hij lichtte Churchill
in die onmiddellijk antwoordde dat ze 'de Russen niet meer nodig zouden hebben' als
de Amerikanen de atoombommen werkelijk tegen Japan zouden gebruiken.
Truman besloot
Stalin niet van de details op de hoogte te brengen en zei tussen neus en lippen door,
dat Amerika over een machtig nieuw wapen tegen Japan beschikte. Stalin gaf slechts
blijk van beleefde belangstelling. Hij zelf bracht Konoye's voorstel ter sprake om
naar Moskou te komen voor onderhandelingen. Stalin had zich voorgenomen dat het Russische
leger begin augustus Mantsjoerije binnen zou vallen. Truman gaf hem de vrije hand
voor zijn antwoord aan Konoye en Stalin zei dat hij de Japanners aan het lijntje
zou houden. De Japanse afgezant Sato werd ten slotte door de plaatsvervanger van Molotov
ontvangen, en kreeg alleen te horen dat Konoye's voorstel te vaag was om een bezoek
aan Moskou mogelijk te maken.
Na de conferentie werd in de Verklaring van Potsdam
het geallieerde ultimatum aan Japan opgenomen voor een unconditional surrender. De
tekst bood Hirohito de opening voor een snel en positief antwoord, waarop Truman
alsnog de atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki had kunnen afgelasten. De Verklaring
van Postdam noemde de keizer niet, maar tussen de regels door viel te lezen dat het
keizerschap gehandhaafd kon worden. Wel zou het recht in alle gestrengheid worden
toegepast op oorlogsmisdadigers.
Op 27 juli 1945 kwam de Japanse oorlogsraad bijeen om over de Verklaring van Postdam
te spreken. De minister van Buitenlandse Zaken admiraal Togo achtte het bijzonder
onverstandig om afwijzend te reageren. De raad en het voltallige kabinet waren echter
verdeeld over de vraag hoe de Verklaring aan het volk en aan de strijdkrachten bekend
gemaakt moest worden.
Uiteindelijk werd besloten een gecensureerde versie van de
Verklaring zonder commentaar te verspreiden en voor het overige een afwachtende houding
aan te nemen in de hoop dat de Sovjet Unie alsnog positief op Konoye's voorstel zou
reageren. Bovendoen gaf premier Suzuki op 28 juli een van zijn zeldzame persconferenties
en maakte bekend dat de regering bij meerderheid van stemmen had besloten de verklaring
'door zwijgen te doden'. Op bevel van de overheid noemde de Asahi Shimbun de Verklaring
van Potsdam een document 'zonder veel betekenis'.
In Washington kwam men er al snel
achter dat in de gecensureerde Japanse versie cruciale passages uit de Verklaring
waren weggelaten. De Japanse leiders, Hirohito inbegrepen, konden niet weten dat hun
ongelukkige uitspraak het lot van Hiroshima en Nagasaki zou bezegelen.
De wilsverlamming
waaraan de keizer al eerder had geleden, breidde zich nu uit over de hele regering.
De meesten dachten dat ze in elk geval tijd wonnen en dat de geallieerden een duidelijker
verklaring over de toekomst van Hirohito bekend zouden maken. Truman wachtte precies
een week, tot het duidelijk werd dat er van Tokio geen nieuwe reactie te verwachten
was. Om kwart over acht in de ochtend van 6 augustus 1945 wierp de Enola Gay de atoombom
af die aan een parachute neerdaalde op Hiroshima.
De inwoners van de stad waren zo
gewend geraakt aan de bombardementen dat de nadering van slechts twee vliegtuigen
hen niet de schuilkelders injoeg; ze namen aan, dat het maar om een verkenningsvlucht
ging. Pas in de loop van de middag drongen gedetailleerde berichten over de aanval
door tot in Tokio. De Japanse legerleiding begreep onmiddellijk wat er was gebeurd;
zij waren zelf immers bezig met kernonderzoek. President Truman bevestigde hun vermoeden
in een verklaring. Hirohito kreeg van admiraal Togo en van het leger te horen om
wat voor soort bom het ging.
Pas achtenveertig uur later, nadat Togo in de bunker
onder het paleis Hirohito dringend had aangeraden de Verklaring van Potsdam onverwijld
te accepteren, kwam de keizer tot handelen. Tegen de zegelbewaarder Kido zei hij
dat zijn persoonlijke veiligheid er niet toe deed; alleen de onmiddellijke beëindiging
van de oorlog was belangrijk. De molens van het overheidsapparaat werkten echter
zo langzaam, dat opnieuw kostbare tijd verloren ging.
Op 9 augustus 1945 kwam de oorlogsraad
weer bijeen, pas nadat de tweede atoombom boven Nagasaki was afgeworpen en Russische
troepen over de grens trokken en Mantsjoerije binnenvielen. De Japanse leiders begonnen
te vrezen dat een derde bom op Tokio zelf zou neerkomen om de keizerlijke familie
en een groot deel van de bevolking te vernietigen.Toen de oorlogsraad 's middags in
de bunker bijeenkwam, verklaarde premier Suzuki dat Japan geen andere keus had dan
de Verklaring van Potsdam te accepteren.
De beide stafchefs en de minister van Oorlog,
generaal Anami meenden nog altijd dat Japan zijn eigen voorwaarden aan de geallieerden
zou kunnen opleggen. Uit hun voorstellen blijkt, dat ze het feit van een nederlaag
niet konden bevatten.
Anami zei dat Japan moest aandringen op een minimale bezettingsmacht,
berechting van oorlogsmisdadigers door Japanse rechtbanken en demobilisatie zonder
buitenlands bemoeienis. 'We kunnen niet beweren dat de overwinning zeker is, maar
het is veel te vroeg om te zeggen dat we de oorlog hebben verloren.' De overige leden
waren voorstander van onvoorwaardelijke overgave volgens de Verklaring van Potsdam.
Hirohito schudde zijn aarzelende houding eindelijk af. Hij ontbood Hiroshi Shimomura,
directeur van de informatievoorziening, met wie hij zich twee uur lang in de bunker
afzonderde, 's Avonds zei Shimomura tegen een van zijn medewerkers: 'De keizer wil
in een radio-
De keizer had uiteindelijk het besluit
genomen van zijn bijzondere bevoegdheden gebruik te maken. Nog later die avond vond
het meest dramatische keizerlijke beraad uit de Showa-
|
|
|
|
|
|