Nel en ik mochten naar huis komen toen er voor ons gezin een groot huis kwam. aan de Johan van Oldenbarneveltlaan in Scheveningen. Den Haag. Daar werden achtereenvolgens Joost, Kees, Pieter, Laurens, Maria en Paul geboren.
Er moest tot twee keer toe een verklaring dat we tuberculosevrij waren, afgegeven worden. Zodat we anderen niet zouden besmetten.
Ons huis leek wel van elastiek . Er werd van alles in gehuisvest. Maatschappelijk werkers zoals Mieke Dolmans, Mariette Schneiders, Trees Hafmans en Adri Hes. Ook een zoon van een Limburgse groenteman, die een late roeping voor het priesterschap had, was bij ons ingekwartierd. Hij heeft het geweten! Laat hij nu zo dom zijn om de moederlijke Mieke Dolmans op te biechten, dat hij zo’n last van verstopping had! Zij wist wel raad. In een mum van tijd was iedereen op de hoogte. Daar moeders zonen zo snel groeiden waren er po’s in allerlei maten. We zetten die met tussenpozen van het begin van de trap tot aan zijn kamerdeur. We versierden ze nog met closetpapier en walnoten. Op zijn bed een luier met een glycerinespuit.
Toen s’avonds Trees Hafmans met hem van het buurthuiswerk thuis kwam, vond hij dit pottenspoor. Al met al geloof ik dat wij met ons geplaag er de oorzaak van waren, dat deze roeping niet tot bloei is gekomen!
S’ avonds moest er afgewassen worden. Marriet kreeg opdracht voor entertainment te zorgen. Er werd veel gezongen. Zo was de afwas ook een sociaal gebeuren!
Ik herinner mij een watergevecht. De ene helft van de inwoners bevond zich buiten en de andere helft had zich beneden in het trappenhuis verschanst. De deuren naar buiten waren gesloten. Ineens kwam er water van boven uit het trappenhuis.
De” buitengaatsen” waren door de ramen naar binnen geklommen,( je kon over het fietsenhok naar boven klimmen) en gooiden met water naar beneden.
Laat de lezer nu niet denken dat alles zomaar kon in huize Schrijnen. We werden streng katholiek opgevoed en s’avonds werd er een rozenhoedje gebeden, voor het portret van O.L.Vrouw van Welberg. En iedere zondag naar de kerk!
Er waren huissleutels nodig voor al deze inwonenden, die mocht je beslist niet kwijt raken. Als er echter toch een van ons s’avonds aan kwam zetten, en geen sleutel bij zich had, kon die twee dingen doen: proberen of er een van de schuiframen open konden en als dat niet ging een speciale melodie fluiten………………deze melodie werd steeds dramatischer als de nood hoger werd. Of steentjes proberen te gooien naar het raam van een medebewoner had soms ook effect.
Dan nog de belangrijkste inwoner, Pater Gall. In de loop der tijd was er ook nog een Juffrouw Lucie Flateur, een zangeres, en een echtpaar Terstegge.
Pappie had van alles aangepakt, waarmee hij kon verdienen. In het begin verhalen over de kamptijd in de krant totdat dat niet meer up to date was. Met Terstegge handel in Oosterse waren. Examen- oppas op middelbare scholen. Een vaste baan als secretaris van Dr. De Boer, inspecteur van het Middelbaar Onderwijs. Hij was ook een poos Secretaris van De Bond Zonder Naam bij Pater Henry de Greeve.
Als je daar lid van was, kreeg je iedere maand een nieuwe spreuk. Wij zetten die boven het doorgeefluikje, naar de keuken. Deze spreuken waren leerzaam!
De zes kinderen, die in dit huis geboren werden, werden door de grote zussen bemoederd. Of dit zo goed voor hen was durf ik niet te zeggen. Voor mij was het een heel goede voorbereiding op het moederschap.
Luiers verschonen, ligapap voeren enz. En dat ging als volgt: Een luier om al die trappelende beentjes en zwaaiende armpjes binden en voeren maar!
Pieter moest een poos in quarantaine,kamertje voor hem apart ( was het
roodvonk?) met heel veel hygiënische voorschriften. De verzorging van Pieter heb ik toen op me genomen. Er mocht niemand anders bij. Toen moeder de ziekte van Pfeiffer kreeg werden Joost en Kees ondergebracht bij de overburen, de familie de Jong. Wij moesten naar school en kwamen dan langs het tuinpoortje van de Jong, waar die twee heel zielig achter stonden. Ik had heel erg met hun te doen!
Mariet Schneider ( ook een inwoonster) was waarschijnlijk heel braaf opgevoed. Want toen ze op het balkonnetje van haar kamer eens s’avonds naar buiten keek zag ze een paartje staan zoenen onder de lantaarnpaal. Ze bad een onze vader om vergeving voor dit zondig gedrag!
Om zelfstandig naar school te kunnen gaan moest ik leren fietsen. . Met veel moeite heeft Mieke Dolmans het mij geleerd .Ik zal wel een gevaar op de weg geweest zijn. Verkeersregels zeiden mij niets. Niet geleerd op kostschool.
Ook kon ik nog niet zwemmen. Ik ben daar toen mee begonnen, maar heb pas veel later in Alphen aan de Rijn, mijn A diploma gehaald! Verder als C ben ik maar niet meer gegaan!
Mijn vader dacht nog steeds dat mijn hersens toen al alles aankonden en zette mij op een atheneum. Het was een grote school, waar ik geheel in omkwam en verbaasd zag wat iedereen daar uitspookte. Een van de problemen was je weg te vinden van het ene naar het andere lokaal voor de volgende les. Er werd met propjes papier geschoten. Ik zal van de lessen niet veel opgestoken hebben.
Ik werd er weggehaald en hetzelfde schooljaar nog op een nonnenmulo, ook in Den Haag, gezet. Ik ging nog over naar de tweede klas, ondanks de achterstand in Duits. Er bleven echter aanpassingsmoeilijkheden. Wat wist ik nu bijvoorbeeld van de bijbel en van retraites? Tijdens de retraites, die drie dagen duurden moest je stil zijn, je mocht niet praten. Na zulke dagen raakte ik door het dolle heen.
In deze periode moest er ook dansles genomen worden. Ouders zochten “nette” jongens en meisjes uit voor deze lessen. Op zondagavond kregen wij les van dansleraar Kuipers. Maar toen was ook prinses Beatrix aan dansles toe en onze dansleraar werd daar voor uitverkoren. Ook werd voor haar de les op Zondagavond gezet en onze club moest dus verhuizen naar een andere dag. We leerden dansen. De Valeta, de wals en de quickstep enz. En dat mochten wij laten zien op het bal in het Kurhaus op het eind van het lesjaar.
Twee jaar hield ik het op de nonnenschool uit. Toen gaf mijn vader zijn hoop op een intelligente dochter op en er werd besloten, dat ik maar voor kleuteronderwijzeres moest leren. Alweer bij nonnen! Ik werd geplaatst bij een onderwijzersgezin in Venlo, in de Bisschop Schrijnenstraat.!
De nonnen probeerden de meisjes over te halen hun intrede te doen in het klooster. Bij mij is hun dat niet gelukt. Bij een vriendin van mij echter wel. Zij was een buitenbeentje en haar familie vond dat wel een goede oplossing. Ze had al haar spulletjes weggedaan en ging het klooster in. Ze kreeg psychosomatische aandoeningen en haar arts raadde haar aan, uit het klooster te gaan. Ze deed dat met alle nare gevolgen van dien. Ze had immers al haar schepen achter zich verbrand.
Het kleuterjuf examen werd door mij gehaald!