Oogst

Ik heb u verteld dat er twee soorten complexen aangeplant worden, voor de productie der fabrieksbast en een voor die van de farmaceutische bast. De eerste soort bestaat ofwel uit zuivere Ledgeriana- Moens ZAAILINGEN, of uit Ledgeriana-Moens ENTEN op SUCCIRUBRA onderstam. De tweede soort bestaat uit pure SUCCIRUBRA ZAAILINGEN. De OOGSTMETHODE van deze soorten verschilt aanmerkelijk, wegens het doel waarvoor de bast gebruikt wordt en wegens het grote verschil in gehalte aan kinine der stam-, tak- en wortelbasten. De zuivere Ledgeriana zaailing is dus van top tot teen LEDGERIANA. De Ledgeriana-ent op Succirubra onderstam heeft edele hooggehaltige stam- en takbasten en laaggehaltige wortelbast. De zuivere Succirubra heeft laaggehaltige wortelbast en een zeer speciaal te behandelen stam- en takbast, wegens het doel waarvoor zij gebruikt zal worden.

Indien een zuivere Ledgeriana Zaailing gerooid wordt, wordt de boom eerst zorgvuldig ontdaan van zijn takken, door deze af te zagen -niet te kappen, want door kappen ontstaan splinters en verontreiniging van de bast dient voorkomen te worden. Daarna , als dus slechts de stam nog overeind staat, wordt deze vlak boven de immer zichtbare entplaats ontdaan van een ruime bastmanchet en wordt hij geveld, door zaging of kapping. Dan worden de houtdelen zo veel mogelijk verzameld , de boom ontdaan van eventuele grondaankleefsels en met houten hamers geklopt, waardoor de bast loslaat. Deze wordt in een zak, in grove stukken naar de “fabriek”gebracht en daar bij de andere stambasten te drogen gelegd.

De wortel wordt zorgvuldig uitgegraven, schoongewassen en daarna op dezelfde wijze, door kloppen dus , van zijn bast ontdaan, waarna deze bast, als zuivere Ledgeriana wortelbast wordt verzameld. Als men te laat is met het rooien van een zieke boom, laat de bast niet meer los en is dit puur verlies. Als soms, door klimatologische omstandigheden de bast erg vast op de stammen, takken of wortels zit, wordt met een benen voorwerp, in de regel een aangescherpte buffelrib, de bast verwijderd. Men gebruikt liever geen ijzeren of stalen gereedschappen om zwart worden der basten te voorkomen. Zoals u weet vormt ijzer met het immer in de basten aanwezige looizuur, inkt, waardoor de kleur ontstaat.

De Ledgeriana-ent op Succirubra-onderstam wordt op dezelfde wijze behandeld, waarbij extra zorg moet worden besteed aan het separaat houden der wortelbast, wegens het zeer grote verschil in kininegehalte.

De oogst van de Succirubra-bast vertoont een geheel ander beeld. De boom is in tegenstelling met de Ledgeriana’s een rechtstammige, ca. 15 a 20 meter metende boom, terwijl de Ledgeriana’s nooit “hoger”worden dan ca.13 meter. De vertakking is zeer matig, slechts bovenaan vertoont de Succirubra een kruinvorming met kleine takken.

De Ledgeriana daarentegen kan reeds op 5 a 6 meter hoogte zeer behoorlijke zijtakken vormen. Op de Succirubra dus, wordt op ca. 1 meter hoogte, een horizontale bastsnede aangebracht en loodrecht daarop, naar beneden – afhankelijk van de omtrek van de boom – enige overlangs sneden gemaakt met een onvermijdelijk, zeer scherp mes. Met de buffelrib wordt nu de bast in plakken verwijderd, welke zeer voorzichtig, zonder ergens mee in aanraking te komen, naar de droogrekken wordt gebracht, zo mogelijk in opgerolde toestand.

Daarna wordt de boom geveld met zeer veel zorg, meestal met takels neergelaten op gereedstaande bokken en begint het schilproces over de gehele lengte van de stam. Men maakt van deze basten: pijpen, ruitvormige stukjes en schijven, welke als zodanig elk hun prijs op de internationale markt kunnen bedingen. De employees der diverse ondernemingen stelden er immer een eer in, hun farmaceutische basten met hoge prijzen te zien gewaardeerd.

Hiermee is dus in het kort de bastwinning beschreven, maar u zult zich afvragen, wat er na verloop van enige jaren met de “ kip “ is geschied, die de gouden eieren heeft gelegd. Dit vraagstuk, de CONTINUITEIT van bastleveranties, is immer het brandende punt geweest in de kinabast winning. Immers: het winnen van de bast, doodt de boom, doodt de producent. De zorgeloze “cascarillos”, de bastverzamelaars uit de oerwouden in Zuid Amerika, dachten in het begin dat de voorraad Kinabomen nooit op kon, zij pleegden “roofbouw”, rooiden de bomen, die zij tegenkwamen en ontdeden deze van hun basten, zonder ooit een boom te planten. Uit gemakzucht werd soms uitsluitend de bast gewonnen, die tot reikhoogte om de boom zat en liet men de boom aan zijn lot over.

Tot op heden is er nooit een kina-onderneming aangelegd in een der landen van oorsprong!Toen de cultuur op Java aansloeg en met oogsten kon beginnen, werden in het begin verticale bastrepen uit de boom gesneden en de wonden bedekt met mossen om aangroeiing te bewerkstelligen. Ook werden de bomen op “stump” gekapt en de uitlopers wederom als nieuwe boompjes geëxploiteerd . Een ander systeem was, het geleidelijk weer bijplanten van de tuinen, waaruit de zieke, of onderdrukte exemplarenwaren gerooid.

Al deze systemen zijn echter verlaten. Het “stump”-systeem, omdat men later inzag, dat de wortels doorgroeiden en elkaar dusdanig – onder de grond – concurreerden, dat geen normale groei der uitlopers te verwachten kon zijn. En het “bijplant”-systeem, omdat de schaduw der restant bomen en zeer speciaal de “drup”,- waarvoor de kina zeer gevoelig bleek – het goed ontwikkelen der bijgeplante boompjes, zeer belemmerde.

Uiteindelijk is voor een bepaald complex tuinen, het systeem gevonden der OMLOOPSTIJD. Proefondervindelijk werd vastgesteld:

A) de bastwaarde van een bepaald areaal,B) de jaarlijkse toename aan bast.

Men oogstte dan de rente van het kapitaal, hetwelk in de “tuin”vertegenwoordigd was en controleerde regelmatig of inderdaad het “kapitaal”onaangetast bleef. Zodra een bepaalde teruggang in basttoename geconstateerd kon worden,was het moment aangebroken, dat de gehele tuin gerooid diende te worden. Voor verschillende types aan enten en zaailingen werden deze tijden in jaren en jaren van proefnemingen vastgelegd en de gehele plant-en rooi politiek der onderneming werd daardoor bepaald.

Voor Java vond men tijden, tussen de 22 en 27 jaar. Op grond hiervan kon mende onderneming in ca. 30 a 35 gelijke stukken verdelen, op gezette tijden geheel afrooien en na kortstondige reboisatie en grondbehandeling her-planten.

Het woord : reboisatie verdient enige toelichting. Normaal betekent het: herbebossing, dus na afrooing van een bos, hetzelfde areaal wederom beplanten met bosbomen. Het woord : reboisatie, wordt bij de kinacultuur gebruikt in die zin, dat het wel een herplanting van afgerooide terreinen met bosbomen betekent, echter deze bosbomen zullen slechts zeer korte tijd worden gebruikt en nimmer opgroeien tot woudreuzen. Het woord betekent in de kinacultuur eigenlijk: Groenbemesting door middel van tijdelijke bosboombeplanting, snoeing daarvan en ondergraving van het groene afval.

Reeds jaren was er door de kinaplanters gezocht naar een groenbemester, welke tegelijkertijd in staat was, de bodem tot anderhalf a 2 meter te doordringen en zodoende de luc hthuishouding in de bodem te bevorderen. Na zeer veel zoeken – wederom in vele werelddelen, werden uit Australië zaden ontvangen van ca. 35 soorten Acacia’s, waarvan na ampele selectie er enigen zich uitmuntend leenden voor het doel: In korte tijd, de door de rooing der kinaplantsoenen vrij komende gronden van een nieuwe stikstofinjectie te voorzien en de structuur geschikt houden voor nieuwe boscultuur, want kinacultuur is in wezen: boscultuur.

Deze Acaciasoorten werden reeds, voordat er afgerooid werd, geteeld en als twee tot drie voet hoge “stumo” geplant op ca. anderhalf a 2 voet afstand, op het te regenereren terrein. Na aanslag, werden zij gesnoeid en het snoeisel werd zorgvuldig op het terrein uitgespreid. De uit Australië geïmporteerde boomsoorten voldeden zo goed, dat dikwerf bij elke snoei, lagen snoeisel van 30- 40 cm. dik konden achterblijven op de te bemesten grond. Men rekende op ca. 3 snitten per jaar en kon na twee en een half a 3 jaar de bomen rooien en de zeer verbeterde grond, welke daarboven tot ca. 2 meter goed rul was gebleven, wederom opnieuw gebruiken. In de regel werden de jonge acavia-boompjes welke gerooid werden, nog als bodembedekker gebruikt in de jonge tuinen,zodat niets dan voordelen aan deze manipulatie verbonden waren.