Bij het uitdunnen der Kinaplantsoenen, werd reeds even de werkwijze voor de selectie beschreven. Het betrof daar het vaststellen van de waarde van een boom, in vergelijk met de hem omringenden. Het op zijn werkelijke waarde toetsen van een nieuwe ent, wil ik u in enkele woorden schilderen.
Het zal de planter opvallen dat een bepaalde zaailing er forser uitziet dan een ander. Wellicht is de vertakking beter, de stam rechter. Wellicht valt de boom op door andere eigenschappen , welke hem als “boom”temidden van anderen doet uitverkiezen, wellicht is het ook de oogster, die de planter opmerkzaam maakt op een extra dikke bastformatie – hoe dat ook zij – een bepaalde zaailing wordt uitverkoren om vergeleken te worden met die enten, waarvan reeds alles bekend is en die door hun diverse eigenschappen gebruikt worden voor speciale gronden, speciale vlakke of hellende terreinen, etc.
n de oude tijd geloofde men niet aan het tegenwoordig wel zeer vaststaande feit, dat een bepaalde boom van een bepaald soort “beter” of “slechter” kon zijn dan een andere.
Om deze mogelijkheden te bewijzen – het klinkt
nu bijna ongelooflijk – zijn er b.v. rubberbomen op de onderneming Tjirandji – de
latere producent van buitengewone Hevea-
Van de te onderzoeken zaailing worden dan enten vervaardigd en indien men over een voldoende aantal beschikt, zullen deze vergeleken kunnen worden met andere..Vroeger deed men dit met vakken van 20 bij 20 meter, welke naast elkander gelegen, met diverse enten beplant werden en waarvan de opbrengsten konden vergeleken worden, door het wegen en analyseren van het verkregen product. Een volgend evolutie in de selectie was, dat de vakken niet naast elkaar, doch dambordsgewijs door elkaar werden aangelegd. En de te vergelijken twee of meer entensoorten, meer dan een keer werden geconfronteerd met bekende typen.
Men sloot op deze wijze reeds meer de mogelijke grondverschillen
uit, welke invloed op de entensoorten zouden kunnen hebben. Maar….deze methode had
het grote nadeel dat er zeer veel terrein voor nodig was en dat een enigszins gelijkmatig
terrein in de bergen, bijna nooit te vinden is. Ook deze methode werd dus verlaten.
De vinding van de holpijp-
Deze methode heeft de selectie zeer versneld en heeft zeer veel bijgedragen aan de verbetering der aanplantingen op Java zowel als Sumatra.
In cijfers uitgedrukt , ziet de vooruitgang
der Kinacultuur er als volgt uit:In het begin der twintiger jaren der 19 de eeuw,
toen men nog geheel op Zuid Amerika als leverancier was aangewezen, bedroeg het wereldverbruik
aan kinine 14.000 kg. In de negentiger jaren was dit tot 70.000 kg. Gestegen, dank
zij georganiseerde cultuur. En in 1913 kon als gevolg der Ledgeriana-
De Gouvernements Kina Onderneming Tjinjiroean leverde gedurende langere
tijd 10 % van de wereldproductie, geheel Nederlands Indië leverde 90 % van alle
kinine ter wereld. ….. En als ik dan even terug denk aan mijn Indonesiër, daar boven
op dat plateau, heel hoog boven de Zuidkust….. dan geloof ik toch, dat ik in gemoede
mag besluiten met het uitzonderen van de Kinacultuur van zijn alles verslindende
golf. Dan geloof ik werkelijk dat het kleine Nederland, met zijn Kinacultuur “iets
groots verricht heeft”, iets groots, voor Indonesië, voor de wereld en wellicht ook
voor…. zichzelf, Ik dank u voor uw aandacht