Overdracht Ned Indie
Duidelijk werd het, dat de door Nederland gewilde tussenperiode op weg naar de onafhankelijkheid, er nooit is gekomen. Er kon niet gewacht worden, tot ‘de ander op eigen benen kon staan”. Logica van de zich superieur opstellende blanke.
Het failliet van deze regel is in nagenoeg alle dekolonisaties getoond. Niet de kolonisator, maar de voormalige kolonie bepaalt het moment van de overdracht der soevereiniteit, ook al zou daarna naar economische maatstaven een periode van teruggang kunnen volgen.
Nederland was niet de enige kolonisator, die zich hierin verslikte. Frankrijk belandde in Indo-China en Noord Afrika in uitzichtloze oorlogen. Engeland moest een verdeeld India verlaten, dat een bloedige burgeroorlog tegemoet ging. De Verenigde Staten wisten de soevereiniteit van de Philippijnen wel tijdig uit handen te geven.
Nederland begreep te laat dat haar beleidslijn in de “Indische kwestie’ niet meer strookte met het internationale rechtsgevoel. Men wilde maar niet begrijpen, dat Indië niet meer van Nederland was! Onder zware druk van de Veiligheidsraad werden de stukgelopen besprekingen keer op keer hervat en volgde tenslotte de soevereiniteitsoverdracht.
Tijdens de Ronde tafel Conferentie van 27 december 1949 in Amsterdam, tekenden het staatshoofd koningin Juliana en minister president Dr. W. Drees de “Acte van Soevereiniteitsoverdracht en erkenning van de Republiek Indonesië ”.Namens de Republiek tekenden minister president Dr. Mohammed Hatta. Het staatshoofd Soekarno was niet voor de plechtigheid uitgenodigd!
De sceptici kregen helaas weer gelijk, het ging niet goed met de jonge republiek. De aanwezigheid van corruptie na de Japanse periode. Tijdens het Nederlands bewind was dit nog niet aanwezig. De eerste twintig jaar van Indonesië werden gekenmerkt door toenemende politieke instabiliteit, interne opstanden, een teruglopende economie en een gierende inflatie. President Soekarno had charisma, Indonesië werd onder hem één Vaderland, één volk met één eigentaal. Maar hij bleek een slecht regeerder te wezen.
Onze grootste misser is geweest, het gevoel van alles beter te kunnen, wat moeilijk door de Indonesiër is te vergeven. Maar zij begrijpen, dat hun land ons blijft trekken en ons nog altijd een onmiskenbaar thuisgevoel geeft. Dat gunnen ze ons als oude sobats graag. Moeilijk is het voor de gerepatrieerden, beschadigd en wel, die hier veel problemen moesten overwinnen en bij sollicitaties vaak een duidelijke, onredelijke argwaan proefden. Militairen van de KL en KNIL, die meenden hun plicht te doen, maar getrakteerd werden op emotionele en onterechte kritiek op “hun vuile oorlog!” Molukkers, die beloften niet waar zagen gemaakt en moesten vluchten naar een koud land, dat zij alleen uit verhalen kenden.
Hans Liesker, lezing 8 december 1996 te Amsterdam Het is te hopen, dat de geschiedenis voor het nageslacht verduidelijkt wordt en bespreekbaar gemaakt.